Ezra 7:1-28

  • Ezra komt naar Jeruzalem (1-10)

  • Brief Artaxerxes aan Ezra (11-26)

  • Ezra looft Jehovah (27, 28)

7  Later, tijdens de regering van koning Artaxe̱rxes+ van Perzië, ging Ezra*+ terug. Hij was de zoon van Sera̱ja,+ zoon van Aza̱rja, zoon van Hilki̱a,+  zoon van Sa̱llum, zoon van Za̱dok, zoon van Ahi̱tub,  zoon van Ama̱rja, zoon van Aza̱rja,+ zoon van Me̱rajoth,  zoon van Zera̱hja, zoon van U̱zzi, zoon van Bu̱kki,  zoon van Abisu̱a, zoon van Pi̱nehas,+ zoon van Elea̱zar,+ zoon van de overpriester Aäron.+  Deze Ezra kwam vanuit Babylon. Hij was een kopiist* die goed onderlegd was in* de wet van Mozes,+ die Jehovah, de God van Israël, gegeven had. De koning stond hem alles toe waar hij om vroeg, want de hand van Jehovah, zijn God, was op hem.  Sommigen van de Israëlieten, priesters, Levieten,+ zangers,+ poortwachters+ en tempelknechten*+ gingen in het zevende jaar van koning Artaxe̱rxes naar Jeruzalem.  Ezra kwam in Jeruzalem aan in de vijfde maand van het zevende jaar van de koning.  Op de eerste dag van de eerste maand was hij de reis vanuit Babylon begonnen, en op de eerste dag van de vijfde maand kwam hij in Jeruzalem aan, want de goede hand van zijn God was op hem.+ 10  Ezra had zijn hart voorbereid* om de wet van Jehovah te raadplegen en toe te passen,+ en om de voorschriften en bepalingen ervan in Israël te onderwijzen.+ 11  Dit is een afschrift van de brief die koning Artaxe̱rxes meegaf aan de priester en kopiist Ezra, een deskundige in de studie* van de geboden van Jehovah en van zijn voorschriften voor Israël: 12  * ‘Artaxe̱rxes,+ koning der koningen, aan de priester Ezra, kopiist van de wet van de God van de hemel: volmaakte vrede zij met u. 13  Ik heb het bevel uitgevaardigd dat alle Israëlieten in mijn rijk die bereid zijn om met u naar Jeruzalem te gaan, moeten gaan, ook hun priesters en Levieten.+ 14  Want u wordt door de koning en zijn zeven raadgevers gestuurd om te onderzoeken of de wet van uw God, waarover u beschikt,* in Juda en Jeruzalem wordt toegepast. 15  Neem het zilver en het goud mee dat de koning en zijn raadgevers vrijwillig hebben gegeven aan de God van Israël, die zijn woning in Jeruzalem heeft, 16  en ook al het zilver en het goud dat u in de hele provincie* Babylon ontvangt,* samen met de gaven die het volk en de priesters vrijwillig geven voor het huis van hun God in Jeruzalem.+ 17  Koop met dat geld meteen stieren,+ rammen+ en lammeren,+ samen met de bijbehorende graan- en drankoffers,+ en bied ze aan op het altaar van het huis van uw God in Jeruzalem. 18  Met de rest van het zilver en het goud mag u alles doen wat u en uw broeders goed lijkt, overeenkomstig de wil van uw God. 19  Alle voorwerpen die men u geeft voor de dienst in het huis van uw God, lever die af vóór God in Jeruzalem.+ 20  Wat er verder nodig is voor het huis van uw God en voor uw rekening zou komen, bekostig dat uit de koninklijke schatkist.+ 21  Ik, koning Artaxe̱rxes, heb een bevel uitgevaardigd aan alle schatbewaarders in het gebied aan de overkant van de Rivier:* Alles wat de priester Ezra,+ de kopiist van de wet van de God van de hemel, van jullie vraagt, moet direct worden gegeven, 22  tot 100 talenten* zilver, 100 kor* tarwe, 100 bath* wijn,+ 100 bath olie,+ en zout+ in onbeperkte hoeveelheid. 23  Laat alles wat de God van de hemel over zijn huis heeft bevolen,+ ijverig worden uitgevoerd, zodat de God van de hemel zijn woede niet richt op het rijk van de koning en zijn zonen.+ 24  Jullie wordt verder meegedeeld dat het niet is toegestaan om belasting, schatting*+ of tol op te leggen aan de priesters en de Levieten, de musici,+ de deurwachters, de tempelknechten+ en de werkers van dit huis van God. 25  En u, Ezra, gebruik de wijsheid die uw God u gegeven heeft* om magistraten en rechters aan te stellen die rechtspreken over het hele volk in het gebied aan de overkant van de Rivier, over iedereen die de wetten van uw God kent. Onderwijs iedereen die ze niet kent.+ 26  Wie zich niet aan de wet van uw God en de wet van de koning houdt, moet direct veroordeeld worden tot de doodstraf, verbanning, een geldboete of gevangenisstraf.’ 27  Loof Jehovah, de God van onze voorvaders, die het de koning heeft ingegeven* het huis van Jehovah in Jeruzalem te verfraaien!+ 28  In zijn loyale liefde voor mij heeft hij me gunst laten vinden bij de koning+ en zijn raadgevers+ en alle machtige bestuurders van de koning. Omdat de hand van Jehovah, mijn God, op mij was, vatte ik moed* en bracht ik uit Israël leiders* bijeen om met me mee te gaan.

Voetnoten

Bet.: ‘hulp’.
Of ‘schrijver’.
Of ‘hij was een bekwaam kopiist van’.
Of ‘Nethinim’. Lett.: ‘gegevenen’.
Of ‘had in zijn hart besloten’.
Of ‘een kopiist van de woorden’.
Ezr 7:12-26 is oorspronkelijk in het Aramees geschreven.
Lett.: ‘die in uw hand is’.
Lett.: ‘vindt’.
Of ‘het hele rechtsgebied’.
Of ‘in Trans-Eufraat’.
Een bath was 22 l. Zie App. B14.
Een kor was 220 l. Zie App. B14.
Een talent woog 34,2 kg. Zie App. B14.
Lett.: ‘de wijsheid van uw God die in uw hand is’.
Lett.: ‘in het hart van de koning heeft gelegd’.
Of ‘sterkte ik me’.
Lett.: ‘hoofden’.