Genesis 34:1-31

  • Dina verkracht (1-12)

  • Misleiding door Jakobs zonen (13-31)

34  Dina, de dochter van Jakob en Lea,+ ging vaak naar de jonge vrouwen van het land om tijd met ze door te brengen.*+  Toen Sichem, de zoon van de Heviet He̱mor,+ een van de leiders van het gebied, haar zag, greep hij haar, ging bij haar liggen en verkrachtte haar.  Hij* kreeg sterke gevoelens voor Dina, de dochter van Jakob. Hij werd verliefd op de jonge vrouw en probeerde haar voor zich te winnen.*  Uiteindelijk zei Sichem tegen zijn vader He̱mor:+ ‘Zorg ervoor dat ik met deze jonge vrouw kan trouwen.’  Toen Jakob hoorde dat Sichem zijn dochter Dina onteerd had, waren zijn zonen in het veld met zijn kudde. Jakob besloot het voor zich te houden totdat ze terugkwamen.  Later kwam Sichems vader He̱mor bij Jakob om met hem te praten.  Maar de zonen van Jakob hoorden wat er was gebeurd en kwamen meteen terug uit het veld. Ze voelden zich beledigd en waren heel boos omdat hij Israël te schande had gemaakt door bij Jakobs dochter te gaan liggen,+ iets wat absoluut ongehoord was.+  He̱mor sprak met hen en zei: ‘Mijn zoon Sichem verlangt naar* je dochter. Geef haar toch aan hem tot vrouw,  en verbind je ook door andere huwelijken* met ons. Geef ons jullie dochters, dan kunnen jullie met onze dochters trouwen.+ 10  Jullie mogen bij ons wonen en het land ligt voor jullie open. Blijf hier, doe zaken en vestig je hier.’ 11  Toen zei Sichem tegen Dina’s vader en broers: ‘Geef me alsjeblieft jullie goedkeuring, dan zal ik jullie alles geven wat jullie vragen. 12  Vraag gerust een heel hoge bruidsprijs en een groot geschenk van me.+ Ik ben bereid alles te geven wat jullie willen, als ik maar met de jonge vrouw mag trouwen.’ 13  Jakobs zonen gaven een misleidend antwoord aan Sichem en zijn vader He̱mor, omdat Sichem hun zus Dina onteerd had. 14  ‘Dat kunnen we niet doen’, zeiden ze. ‘We kunnen onze zus niet aan een man geven die onbesneden is,*+ want dat zou een schande voor ons zijn. 15  Alleen op deze voorwaarde kunnen we akkoord gaan: dat jullie net zo worden als wij en al jullie mannen* besneden worden.+ 16  Dan zullen we onze dochters aan jullie geven en zullen wij met jullie dochters trouwen, en we zullen bij jullie wonen en één volk worden. 17  Maar als jullie niet naar ons luisteren en jullie je niet laten besnijden, dan nemen we onze dochter mee en vertrekken we.’ 18  He̱mor+ en zijn zoon Sichem+ vonden het een goed voorstel. 19  De jonge man wilde meteen doen wat ze vroegen,+ want hij was erg verliefd op Jakobs dochter. En niemand in het huis van zijn vader had zo veel aanzien als hij. 20  He̱mor en zijn zoon Sichem gingen dus naar de stadspoort en zeiden tegen de mannen van hun stad:+ 21  ‘Deze mannen hebben vredelievende bedoelingen. Laat ze in het land wonen en er zaken doen, want er is genoeg ruimte voor hen in het land. Dan kunnen we met hun dochters trouwen en kunnen we onze dochters aan hen geven.+ 22  Maar de mannen willen alleen op deze voorwaarde bij ons wonen en één volk worden: elke man* onder ons moet besneden worden, net zoals zij besneden zijn.+ 23  Hun bezittingen, hun rijkdom en al hun vee zullen dan van ons worden! Laten we dus op hun voorstel ingaan, dan komen ze bij ons wonen.’ 24  Iedereen die bij de stadspoort aanwezig was, luisterde naar He̱mor en zijn zoon Sichem, en alle mannen* van die stad werden besneden. 25  Maar op de derde dag, terwijl de mannen nog pijn hadden, pakten twee zonen van Jakob, Simeon en Levi, broers van Dina,+ hun zwaard. Terwijl niemand in de stad iets vermoedde, gingen ze de stad in en doodden ze alle mannen.+ 26  Ook He̱mor en zijn zoon Sichem doodden ze met het zwaard. Vervolgens haalden ze Dina uit Sichems huis en vertrokken. 27  Daarna kwamen de andere zonen van Jakob en zagen de slachtoffers. Ze plunderden de stad omdat hun zus onteerd was.+ 28  Ze namen de schapen, runderen en ezels mee, en ook alles wat in de stad en op het veld was. 29  Ze namen al hun bezittingen mee, namen hun vrouwen en kleine kinderen gevangen en plunderden de huizen leeg. 30  Hierop zei Jakob tegen Simeon en Levi:+ ‘Jullie hebben me in het ongeluk gestort* door me gehaat te maken bij de bewoners van het land — de Kanaänieten en de Ferezieten. We zijn maar met weinig, en ze zullen me met zijn allen aanvallen en mij en mijn familie uitroeien.’ 31  Maar zij zeiden: ‘Moeten we onze zus dan als een hoer laten behandelen?’

Voetnoten

Of ‘ze te bezoeken’.
Of ‘zijn ziel’.
Lett.: ‘sprak tot het hart van de jonge vrouw’.
Of ‘de ziel van mijn zoon Sichem is gehecht aan’.
Of ‘en ga gemengde huwelijken aan’.
Lett.: ‘die een voorhuid heeft’.
Lett.: ‘iedereen van het mannelijk geslacht’.
Lett.: ‘iedereen van het mannelijk geslacht’.
Lett.: ‘iedereen van het mannelijk geslacht’.
Of ‘de banvloek over me gebracht’.