Habakuk 3:1-19

  • Profeet bidt of Jehovah ingrijpt (1-19)

    • God zal gezalfde volk redden (13)

    • Vreugde in Jehovah ondanks ellende (17, 18)

3  Het gebed van de profeet Ha̱bakuk, als klaagliederen.*   O Jehovah, ik heb het bericht over u gehoord. Ik heb ontzag, Jehovah, voor uw daden. Laat ze in onze tijd* herleven! Maak ze in onze tijd* bekend. Denk er alstublieft aan barmhartigheid te tonen tijdens de onrust.+   God kwam vanuit Te̱man,de Heilige vanaf de berg Pa̱ran.+ (sela)* Zijn majesteit bedekte de hemel,+de aarde was vervuld met zijn lof.   Zijn glans was als het licht.+ Twee stralen schoten uit zijn hand,waarin zijn kracht verborgen was.   De pest ging voor hem uit,+brandende koorts volgde hem op de voet.   Hij stond stil en schudde de aarde.+ Met één blik liet hij volken opspringen.+ De eeuwige bergen werden verbrijzeld,de oeroude heuvels bogen zich neer.+ De paden van lang geleden zijn van hem.   Ik zag ellende in de tenten van Ku̱schan. De tentkleden van het land Mi̱dian klapperden.+   O Jehovah, is tegen de rivieren,ja, tegen de rivieren uw woede opgelaaid? Of is uw razernij gericht tegen de zee?+ Want u reed op uw paarden,+uw wagens overwonnen.*+   U haalt uw boog tevoorschijn en houdt hem klaar. De stokken* zijn toegewezen met een eed.* (sela) Met rivieren splijt u de aarde. 10  Bergen krompen van pijn ineen toen ze u zagen.+ Een stortvloed van water kolkte voorbij. De diepte bulderde met haar stem.+ Ze hief haar handen hoog op. 11  Zon en maan stonden stil in hun verheven woning.+ Uw pijlen flitsten als het licht.+ Uw speer schitterde als de bliksem. 12  Verontwaardigd trok u de aarde over. In woede vertrapte* u de volken. 13  U trok uit voor de redding van uw volk, om uw gezalfde te redden. U verpletterde de leider* van het huis van de slechte. Het werd blootgelegd van het fundament tot de top.* (sela) 14  Met zijn eigen wapens* doorboorde u het hoofd van zijn strijderstoen ze aanstormden om mij te verstrooien. Ze verheugden zich erop een ellendige in het geheim te verslinden. 15  Door de zee trok u met uw paarden,door de golven van grote wateren. 16  Ik hoorde het en beefde vanbinnen,*bij het geluid trilden mijn lippen. Verrotting tastte mijn botten aan,+ik stond te trillen op mijn benen. Toch wacht ik rustig op de dag van ellende,+want hij komt over het volk dat ons aanvalt. 17  Al bloeit de vijgenboom nieten zit er geen vrucht aan de wijnstokken,al mislukt de olijvenoogsten leveren de akkers* geen voedsel op,al is er geen schaap meer in de kooien geen koe meer in de stallen, 18  toch zal ik me verheugen in Jehovahen juichen over de God van mijn redding.+ 19  De Soevereine Heer Jehovah is mijn kracht,+hij zal me voeten geven als van een herten me over hoge plaatsen laten gaan.+

Voetnoten

Of ‘rouwliederen’.
Lett.: ‘in het midden van de jaren’.
Lett.: ‘in het midden van de jaren’.
Of ‘waren redding’.
Of mogelijk ‘pijlen’.
Of mogelijk ‘de gezworen eden van de stammen zijn uitgesproken’.
Lett.: ‘dorste’.
Lett.: ‘het hoofd’.
Lett.: ‘de hals’.
Lett.: ‘zijn stokken’.
Lett.: ‘en mijn buik beefde’.
Of ‘terrassen’.