Jeremia 19:1-15

  • Jeremia moet aardewerken kruik breken (1-15)

    • Kinderoffers aan Baäl (5)

19  Dit heeft Jehovah gezegd: ‘Ga bij een pottenbakker+ een aardewerken kruik kopen. Neem een aantal oudsten van het volk en een aantal oudsten van de priesters mee  en ga naar het Dal van de Zoon van Hi̱nnom,+ bij de ingang van de Schervenpoort. Verkondig daar wat ik je vertel.  Je zult zeggen: “Hoor het woord van Jehovah, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Dit zegt Jehovah van de legermachten, de God van Israël: ‘Ik sta klaar om ellende over deze plaats te brengen. Wie erover hoort, zal zijn oren niet kunnen geloven.  Want ze hebben me verlaten+ en deze plaats onherkenbaar gemaakt.+ Ze brengen er offers aan andere goden, die zij, hun voorouders en de koningen van Juda niet hebben gekend, en ze hebben deze plaats doordrenkt met het bloed van onschuldige mensen.+  Ze hebben de offerhoogten van Baäl gebouwd om hun zonen in het vuur te verbranden als volledige brandoffers voor Baäl,+ iets wat ik niet had geboden of gezegd, en wat zelfs nooit in mijn hart was opgekomen.’”+  “‘Luister daarom! Er komt een tijd’, verklaart Jehovah, ‘dat deze plaats niet meer To̱feth of het Dal van de Zoon van Hi̱nnom wordt genoemd, maar het Dal van de Slachting.+  Ik zal de plannen van Juda en van Jeruzalem in deze plaats verhinderen, en ik zal ze voor hun vijanden laten sneuvelen door het zwaard en door de hand van degenen die hun naar het leven staan.* Ik zal hun lijken aan de vogels in de lucht voeren en aan de dieren op aarde.+  Ik zal deze stad veranderen in een schrikbeeld en een aanfluiting. Iedereen die er langskomt, zal er vol ontzetting naar kijken en fluiten vanwege al haar plagen.+  En ik zal ze het vlees van hun zonen en dochters laten eten, en iedereen zal het vlees van zijn medemens eten, vanwege de belegering en de wanhoop wanneer ze ingesloten zijn door hun vijanden en degenen die hun naar het leven staan.’”*+ 10  Breek daarna de kruik voor de ogen van de mannen die met je meegaan 11  en zeg tegen ze: “Dit zegt Jehovah van de legermachten: ‘Zo zal ik dit volk en deze stad breken, zoals iemand een pottenbakkerskruik breekt — onherstelbaar. En men zal in To̱feth de doden begraven tot er geen plek meer is om ze te begraven.’”+ 12  “Dat zal ik met deze plaats doen”, verklaart Jehovah, “en met de inwoners ervan, om deze stad als To̱feth te maken. 13  En de huizen van Jeruzalem en de huizen van de koningen van Juda zullen onrein worden, net als deze plaats, To̱feth+ — alle huizen waar ze op de daken offers hebben gebracht aan het hele hemelse leger+ en waar ze drankoffers hebben uitgegoten voor andere goden.”’+ 14  Toen Jeremia terugkwam uit To̱feth, waar Jehovah hem naartoe had gestuurd om te profeteren, ging hij in het voorhof van het huis van Jehovah staan en zei hij tegen het hele volk: 15  ‘Dit zegt Jehovah van de legermachten, de God van Israël: “Ik breng over deze stad en over al haar steden alle ellende die ik ertegen heb uitgesproken, omdat ze koppig hebben geweigerd* mijn woorden te gehoorzamen.”’+

Voetnoten

Of ‘hun ziel zoeken’.
Of ‘hun ziel zoeken’.
Lett.: ‘hun nek hebben verhard’.