Job 18:1-21
18 De Suhiet Bi̱ldad+ zei:
2 ‘Hoelang ga je nog door met die toespraken?
Gebruik je verstand eens, dan kunnen we verder praten.
3 Waarom beschouw je ons als dieren+en houd je ons voor onnozel?*
4 Als jij jezelf* uit woede in stukken scheurt,hoeft om jou de aarde toch niet verlaten te wordenof een rots van zijn plaats te komen?
5 Ja, het licht van wie slecht is zal worden uitgedoofden de gloed van zijn vuur zal niet schijnen.+
6 Het licht in zijn tent zal donker worden,de lamp boven hem gaat uit.
7 Zijn krachtige tred verzwakten zijn eigen raad brengt hem ten val.+
8 Zijn voeten leiden hem in een vangnet,hij loopt over het maaswerk ervan.
9 Een klem grijpt hem bij de hiel.
Een strik vangt hem.+
10 Op de grond ligt een touw verborgen,er ligt een valstrik op zijn pad.
11 Aan alle kanten dreigt gevaar+en het zit hem op de hielen.
12 Zijn kracht ebt wegen onheil+ doet hem wankelen.*
13 Zijn huid wordt weggevreten.
De dodelijkste ziekte* verteert zijn ledematen.
14 Hij wordt weggerukt uit zijn veilige tent+en naar Koning Verschrikking* gesleept.
15 Vreemden* zullen in zijn tent wonen.
Over zijn huis wordt zwavel gestrooid.+
16 Onder hem verdrogen zijn wortelsen boven hem verdorren zijn takken.
17 De herinnering aan hem vergaat van de aardeen op straat kent niemand nog zijn naam.*
18 Hij wordt van licht naar duisternis gedreven,weggejaagd van het land.*
19 Hij zal geen kinderen of nageslacht hebben onder zijn volk,niemand die zal overleven in de plaats waar hij woont.*
20 Als zijn dag komt, heerst ontzetting in het westenen huivert men van afgrijzen in het oosten.
21 Zo vergaat het de tenten van een boosdoeneren zo vergaat het de woning van wie God niet kent.’