Job 23:1-17

  • Jobs antwoord (1-17)

    • Wil zijn zaak aan God voorleggen (1-7)

    • Zegt dat hij God niet kan vinden (8, 9)

    • ‘Ik heb zijn weg aangehouden zonder af te wijken’ (11)

23  Job antwoordde:   ‘Zelfs nu nog blijf ik koppig klagen.*+ Mijn kracht is uitgeput door mijn gezucht.   Wist ik maar waar ik God kon vinden!+ Ik zou naar zijn woonplaats gaan.+   Ik zou mijn zaak aan hem voorleggenen mijn mond vullen met argumenten.   Ik zou erachter komen wat hij me antwoordten aandacht hebben voor wat hij me vertelt.   Zou hij zijn grote kracht gebruiken om met mij te strijden? Nee, hij zou zeker naar me luisteren.+   Daar zou de oprechte de zaken met hem kunnen rechtzetten. Mijn Rechter zou me voorgoed vrijspreken.   Maar ga ik naar het oosten, hij is daar niet. Ga ik naar het westen, ik kan hem niet vinden.   Werkt hij in het noorden,* ik zie hem niet. Wendt hij zich naar het zuiden,* ik zie hem nog steeds niet. 10  Maar hij weet welk pad ik ben ingeslagen.+ Hij heeft mij getoetst en ik kom als zuiver goud tevoorschijn.+ 11  Ik heb zijn spoor op de voet gevolgd. Ik heb zijn weg aangehouden zonder af te wijken.+ 12  Ik heb het gebod van zijn lippen niet verlaten. Ik heb zijn woorden als een schat bewaard,+ meer dan vereist werd.* 13  Wie houdt hem tegen als hij vastbesloten is?+ Als hij* iets wil doen, doet hij het ook.+ 14  Wat hij voor mij heeft besloten,* zal hij volledig uitvoerenen hij is nog veel meer van plan. 15  Daarom ben ik bang voor hem. Als ik aan hem denk, groeit mijn angst. 16  God heeft mijn hart week gemaakten de Almachtige heeft me bang gemaakt. 17  Maar het duister heeft mij de mond nog niet gesnoerden het donker mijn gezicht nog niet bedekt.

Voetnoten

Of ‘is mijn klacht opstandig’.
Lett.: ‘links’.
Lett.: ‘rechts’.
Of ‘mij is voorgeschreven’.
Of ‘zijn ziel’.
Of ‘voorgeschreven’.