Numeri 28:1-31

  • Procedures voor offers (1-31)

    • Dagelijkse offers (1-8)

    • Voor de sabbat (9, 10)

    • Maandelijkse offers (11-15)

    • Voor het Pascha (16-25)

    • Voor het Wekenfeest (26-31)

28  Jehovah zei verder tegen Mozes:  ‘Geef de Israëlieten het volgende gebod: “Jullie moeten ervoor zorgen dat jullie mijn offer, mijn brood, aan mij aanbieden. Mijn vuuroffers, waarvan de geur aangenaam* is voor mij, moeten op de vastgestelde tijden worden gebracht.”+  En zeg tegen ze: “Dit is het vuuroffer dat jullie aan Jehovah moeten aanbieden: elke dag twee eenjarige mannetjeslammeren zonder gebreken als een vast brandoffer.+  Het ene mannetjeslam moet je ’s morgens offeren en het andere mannetjeslam moet je in de avondschemering* offeren,+  samen met een tiende efa* meelbloem vermengd met een kwart hin* olie* als graanoffer.+  Het is een vast brandoffer,+ dat bij de berg Sinaï werd ingesteld als een vuuroffer voor Jehovah, waarvan de geur aangenaam is voor hem,  samen met het bijbehorende drankoffer, een kwart hin voor elk mannetjeslam.+ Giet de alcoholische drank in de heilige plaats uit als een drankoffer voor Jehovah.  Het andere mannetjeslam moet je in de avondschemering* offeren als een vuuroffer, waarvan de geur aangenaam is voor Jehovah. Bied het aan met hetzelfde graanoffer als ’s morgens en met hetzelfde bijbehorende drankoffer.+  Maar op de sabbat+ moet het offer bestaan uit twee eenjarige mannetjeslammeren zonder gebreken en twee tiende efa meelbloem vermengd met olie als graanoffer, met het bijbehorende drankoffer. 10  Dat is het brandoffer voor de sabbat, samen met het vaste brandoffer en bijbehorend drankoffer.+ 11  Aan het begin van elke maand* moeten jullie als brandoffer aan Jehovah aanbieden: twee jonge stieren, één ram, zeven eenjarige mannetjeslammeren zonder gebreken,+ 12  drie tiende efa meelbloem vermengd met olie als graanoffer+ bij elke stier, twee tiende efa meelbloem vermengd met olie als graanoffer bij de ram,+ 13  en een tiende efa meelbloem vermengd met olie als graanoffer bij elk mannetjeslam, als brandoffer. Het is een vuuroffer, waarvan de geur aangenaam+ is voor Jehovah. 14  De bijbehorende drankoffers zijn een halve hin wijn bij een stier,+ een derde hin bij de ram+ en een kwart hin bij een mannetjeslam.+ Dat is het maandelijkse brandoffer, elke maand van het jaar. 15  Ook moet er één geitenbokje als zondeoffer aan Jehovah worden gebracht, naast het vaste brandoffer en bijbehorend drankoffer. 16  Op de 14de dag van de eerste maand zal Jehovah’s Pascha zijn.+ 17  En op de 15de dag van die maand zal er een feest zijn. Zeven dagen lang zal er ongezuurd brood worden gegeten.+ 18  Op de eerste dag zal er een heilige bijeenkomst zijn. Jullie mogen dan geen zwaar werk doen. 19  Jullie moeten een vuuroffer als brandoffer aan Jehovah aanbieden: twee jonge stieren, één ram en zeven eenjarige mannetjeslammeren. Het moeten dieren zonder gebreken zijn.+ 20  Jullie moeten ze offeren samen met de bijbehorende graanoffers van meelbloem vermengd met olie:+ drie tiende efa bij een stier en twee tiende efa bij de ram. 21  Je moet een tiende efa offeren bij elk van de zeven mannetjeslammeren, 22  en één bok als zondeoffer om verzoening voor jullie te doen. 23  Naast het morgenbrandoffer, dat een vast brandoffer is, moeten jullie ook die offeren. 24  Jullie moeten die zeven dagen lang elke dag op dezelfde manier offeren als voedsel,* een vuuroffer, waarvan de geur aangenaam is voor Jehovah. Dat moet worden gebracht samen met het vaste brandoffer en bijbehorend drankoffer. 25  Op de zevende dag moeten jullie een heilige bijeenkomst houden.+ Jullie mogen dan geen zwaar werk doen.+ 26  Op de dag van de eerste opbrengst,+ het Wekenfeest,+ wanneer jullie een graanoffer uit de nieuwe oogst aan Jehovah aanbieden,+ moeten jullie een heilige bijeenkomst houden. Jullie mogen dan geen zwaar werk doen.+ 27  Jullie moeten het volgende aanbieden als een brandoffer, waarvan de geur aangenaam is voor Jehovah: twee jonge stieren, één ram, zeven eenjarige mannetjeslammeren,+ 28  en als bijbehorend graanoffer van meelbloem vermengd met olie, drie tiende efa bij elke stier, twee tiende efa bij de ram 29  en een tiende efa bij elk van de zeven mannetjeslammeren, 30  en ook één geitenbokje om verzoening voor jullie te doen.+ 31  Naast het vaste brandoffer en het bijbehorende graanoffer moeten jullie ook die offeren. Het moeten dieren zonder gebreken zijn,+ samen met de bijbehorende drankoffers.

Voetnoten

Of ‘kalmerend’, ‘geruststellend’. Lett.: ‘rustgevend’.
Lett.: ‘tussen de twee avonden’.
Een tiende efa was 2,2 l. Zie App. B14.
Een hin was 3,67 l. Zie App. B14.
Of ‘olie van gestoten olijven’.
Lett.: ‘tussen de twee avonden’.
Lett.: ‘van jullie maanden’.
Lett.: ‘brood’.