Psalmen 39:1-13

  • Het leven is kort

    • Mens niet meer dan ademtocht (5, 11)

    • ‘Negeer mijn tranen niet’ (12)

Voor de koorleider: voor jeduthun.*+ Een psalm van David. 39  Ik zei: ‘Ik zal voorzichtig zijnzodat ik niet zondig met mijn tong.+ Met een muilband zal ik mijn mond bedwingen+zolang er een goddeloze bij me is.’   Ik hield me stil en zei geen woord,+ik zweeg zelfs over wat goed is,maar ik voelde hevige pijn.*   Mijn hart smeulde* in mijn binnenste. Terwijl ik piekerde,* bleef het vuur branden. Toen sprak mijn tong:   ‘O Jehovah, laat me weten wat mijn einde zal zijnen de maat van mijn dagen,+zodat ik te weten kom hoe kort mijn leven is.*   U hebt mij maar weinig* dagen gegeven+en mijn levensduur is niets in uw ogen.+ Een mens is niet meer dan een ademtocht, al lijkt hij nog zo zeker.+ (sela)   Elk mens loopt rond als een schaduw,voor niets rent hij rond.* Hij verzamelt rijkdom maar weet niet wie ervan genieten zal.+   Waar kan ik nog op hopen, Jehovah? U bent mijn enige hoop.   Bevrijd me van al mijn overtredingen.+ Laat de dwaas me niet tot een mikpunt van spot maken.   Ik bleef zwijgen,ik kon mijn mond niet opendoen,+want dit kwam van u.+ 10  Houd op mij te kwellen. Ik bezwijk onder de slagen van uw hand. 11  Met straf voor zijn zonde corrigeert u de mens,+u tast zijn schatten aan zoals een mot. Een mens is niet meer dan een ademtocht.+ (sela) 12  Hoor mijn gebed, Jehovah,luister naar mijn hulpgeroep.+ Negeer mijn tranen niet. Want voor u ben ik niet meer dan een vreemdeling,+iemand op doorreis,* zoals al mijn voorouders.+ 13  Wend uw harde blik van mij af, zodat ik nog opvrolijkvoordat ik doodga en er niet meer ben.’

Voetnoten

Of ‘mijn pijn werd aangewakkerd’.
Lett.: ‘werd heet’.
Of ‘zuchtte’.
Of ‘hoe vergankelijk ik ben’.
Lett.: ‘handbreedten’.
Lett.: ‘maakt hij lawaai’.
Of ‘een buitenlander’.