Psalmen 89:1-52

  • Zingen over Jehovah’s loyale liefde

    • Verbond met David (3)

    • Davids nageslacht is voor eeuwig (4)

    • Gods gezalfde noemt Hem ‘Vader’ (26)

    • Davidisch verbond duurzaam (34-37)

    • Mens kan niet ontsnappen aan Graf (48)

Een maskil.* Van de Ezrahiet E̱than.+ 89  Over Jehovah’s uitingen van loyale liefde zal ik eeuwig zingen. Met mijn mond zal ik aan alle generaties uw trouw bekendmaken.   Want ik heb gezegd: ‘Loyale liefde houdt eeuwig stand,*+uw trouw hebt u in de hemel gevestigd.’   ‘Met mijn uitverkorene heb ik een verbond gesloten,+aan mijn dienaar David heb ik gezworen:+   “Ik vestig je nageslacht*+ voor eeuwig,ik laat je troon standhouden* van generatie op generatie.”’+ (sela)   De hemel prijst uw wonderen, Jehovah,ja, uw trouw in de gemeente van de heiligen.   Want wie in de hemel is te vergelijken met Jehovah?+ Wie onder Gods zonen+ is als Jehovah?   In de raad* van de heiligen is ontzag voor God.+ Hij is groots en ontzagwekkend voor allen rondom hem.+   O Jehovah, God van de legermachten,wie is zo machtig als u, o Jah?+ Uw trouw omringt u.+   U heerst over de onstuimige zee.+ Als haar golven oprijzen, brengt u ze tot rust.+ 10  U hebt Ra̱hab+ verpletterd en gedood.+ Met uw sterke arm hebt u uw vijanden verstrooid.+ 11  Van u is de hemel, van u is de aarde.+ Het land* en alles daarop+ — u hebt het gegrond. 12  U schiep het noorden en het zuiden. De Ta̱bor+ en de He̱rmon+ loven vol vreugde uw naam. 13  Uw arm is machtig,+uw hand is sterk,+uw rechterhand is verheven.+ 14  Rechtvaardigheid en recht zijn het fundament van uw troon,+loyale liefde en trouw staan voor u.+ 15  Gelukkig het volk dat weet wat juichen is.+ O Jehovah, ze wandelen in het licht van uw gelaat. 16  In uw naam vinden ze de hele dag vreugdeen uw rechtvaardigheid verheft hen. 17  Want u bent de glorie van hun kracht.+ Door uw goedkeuring wordt onze kracht* vergroot.+ 18  Ons schild is van Jehovah,onze koning is van de Heilige van Israël.+ 19  In die tijd zei u in een visioen tegen uw loyalen: ‘Een machtige heb ik kracht gegeven,+een uitverkorene heb ik uit het volk verheven.+ 20  Ik heb mijn dienaar David gevonden,+met mijn heilige olie heb ik hem gezalfd.+ 21  Mijn hand zal hem steunen,+mijn arm zal hem sterken. 22  Geen vijand zal schatting* van hem eisen,geen onrechtvaardige zal hem onderdrukken.+ 23  Zijn tegenstanders zal ik voor zijn ogen verpletteren,+wie hem haten zal ik neerslaan.+ 24  Mijn loyale liefde en trouw zijn met hem,+in mijn naam wordt zijn kracht* vergroot. 25  Ik leg zijn hand* op de zee,zijn rechterhand op de rivieren.+ 26  Hij zal tot mij roepen: “U bent mijn Vader,mijn God en de Rots van mijn redding.”+ 27  Ik zal hem tot eerstgeborene maken,+de hoogste van de koningen op aarde.+ 28  Mijn loyale liefde voor hem behoud ik voor altijd,+mijn verbond met hem houdt eeuwig stand.+ 29  Ik vestig zijn nageslacht* voor eeuwig,ik maak zijn troon zo duurzaam als de hemel.+ 30  Als zijn zonen mijn wet verlatenen mijn richtlijnen* niet naleven,* 31  als ze mijn voorschriften overtredenen zich niet aan mijn geboden houden, 32  dan zal ik hun ongehoorzaamheid* straffen met een stok*+en hun overtreding met slagen. 33  Maar mijn loyale liefde neem ik hem niet af,+mijn belofte zal ik niet verbreken.* 34  Ik zal mijn verbond niet schenden,+wat mijn lippen hebben gesproken verander ik niet.+ 35  In mijn heiligheid heb ik eens en voor altijd gezworen. Aan David vertel ik geen leugens.+ 36  Zijn nageslacht* zal altijd blijven bestaan,+zijn troon vóór mij is zo duurzaam als de zon,+ 37  eeuwig gevestigd als de maan,als een trouwe getuige aan de hemel.’ (sela) 38  Maar uzelf hebt hem verstoten en verworpen,+u werd woedend op uw gezalfde. 39  U verwierp het verbond met uw dienaar,u ontheiligde zijn kroon,* wierp die op de grond. 40  U brak al zijn stenen muren* af,legde zijn vestingen in puin. 41  Voorbijgangers plunderden hem,zijn buren bespotten hem.+ 42  U gaf zijn tegenstanders de overwinning,*+al zijn vijanden gaf u reden tot vreugde. 43  Ook dreef u zijn zwaard terug,u liet hem terrein verliezen in de strijd. 44  U doofde zijn prachten wierp zijn troon op de grond. 45  U hebt de dagen van zijn jeugd verkort,hem met schaamte bekleed. (sela) 46  Hoelang, o Jehovah, zult u zich verbergen? Voor eeuwig?+ Zal uw woede blijven branden als een vuur? 47  Bedenk toch hoe kort mijn leven is!+ Hebt u alle mensen geschapen zonder doel? 48  Welk mens kan leven zonder ooit de dood te zien?+ Kan hij zichzelf* bevrijden uit de macht van het Graf?* (sela) 49  Waar zijn uw vroegere daden van loyale liefde, Jehovah,die u David in uw trouw hebt gezworen?+ 50  Jehovah, bedenk toch hoe uw dienaren worden belasterd,hoe ik de laster van alle volken moet dragen,* 51  hoe uw vijanden de spot drijven, o Jehovah,hoe ze elke voetstap van uw gezalfde bespotten. 52  Alle eer komt Jehovah toe, voor eeuwig. Amen, amen.+

Voetnoten

Of ‘wordt voor eeuwig opgebouwd’.
Lett.: ‘zaad’.
Of ‘ik zal (...) opbouwen’.
Of ‘vergadering’.
Of ‘productieve land’.
Lett.: ‘hoorn’.
Lett.: ‘hoorn’.
Of ‘gezag’.
Lett.: ‘zaad’.
Of ‘oordelen’.
Lett.: ‘niet wandelen in’.
Of ‘opstand’.
Of ‘roede’.
Lett.: ‘noch ontrouw zijn aan mijn trouw’.
Lett.: ‘zaad’.
Of ‘diadeem’.
Of ‘schuilplaatsen van steen’.
Lett.: ‘u hief de rechterhand van zijn tegenstanders op’.
Of ‘zijn ziel’.
Lett.: ‘de hand van Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.
Lett.: ‘in mijn boezem draag’.