Ruth 2:1-23
2 Nu had Naomi een heel rijk familielid van de kant van haar man. Hij heette Boaz+ en hij kwam uit de familie van Elime̱lech.
2 Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: ‘Laat me alstublieft naar de akkers gaan en halmen verzamelen*+ achter iemand aan die me dat toestaat.’ Toen zei Naomi tegen haar: ‘Ga, mijn dochter.’
3 Ze ging dus op weg en ging in het veld achter de oogsters aan halmen verzamelen. Toevallig kwam ze op een stuk land dat van Elime̱lechs+ familielid Boaz+ was.
4 Op dat moment kwam Boaz uit Bethlehem en hij zei tegen de oogsters: ‘Mag Jehovah met jullie zijn.’ Ze antwoordden: ‘Mag Jehovah je zegenen.’
5 Toen vroeg Boaz aan de jonge man die de leiding had over de oogsters: ‘Bij wie hoort deze jonge vrouw?’
6 De jonge man die de leiding had over de oogsters antwoordde: ‘De jonge vrouw is een Moabitische+ die met Naomi uit de velden van Moab is teruggekomen.+
7 Ze vroeg: “Mag ik alstublieft wat van het afgesneden graan* verzamelen*+ dat de oogsters hebben laten liggen?” En ze is de hele ochtend druk bezig geweest. Ze heeft net pas even rust genomen onder het afdak.’
8 Vervolgens zei Boaz tegen Ruth: ‘Luister eens, mijn dochter. Ga niet op een ander veld halmen verzamelen en ga niet ergens anders heen. Blijf dicht bij de jonge vrouwen die voor me werken.+
9 Kijk goed naar het veld dat ze aan het oogsten zijn en ga met ze mee. Ik heb de jonge mannen gezegd dat ze je niet mogen lastigvallen.* Als je dorst hebt, ga dan naar de waterkruiken en drink van het water dat de jonge mannen hebben gehaald.’
10 Toen viel ze op haar knieën, boog diep en zei tegen hem: ‘Waaraan heb ik het te danken dat u zo goed voor me bent en waarom hebt u aandacht voor me, terwijl ik toch een buitenlandse+ ben?’
11 Boaz zei tegen haar: ‘Anderen hebben me uitgebreid verteld wat je na de dood van je man allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan, en dat je je vader en moeder en je geboorteland hebt verlaten om naar een volk te gaan dat je nog niet kende.+
12 Mag Jehovah je belonen voor wat je hebt gedaan+ en mag Jehovah, de God van Israël, je een volmaakt loon* geven omdat je onder zijn vleugels bescherming hebt gezocht.’+
13 Ze antwoordde: ‘U bent wel heel goed voor me, mijn heer, want u hebt me bijgestaan en u hebt uw dienares gerustgesteld.* En ik ben niet eens bij u in dienst.’
14 Rond etenstijd zei Boaz tegen haar: ‘Kom, eet wat brood en doop het in de azijn.’ Ze ging dus naast de oogsters zitten en hij gaf haar wat geroosterd graan. Ze at tot ze genoeg had en ze hield nog iets over.
15 Toen ze opstond om halmen te verzamelen,+ zei Boaz tegen zijn jonge mannen: ‘Laat haar ook halmen verzamelen tussen het afgesneden graan* en val haar niet lastig.+
16 Trek ook vooral wat halmen uit de bundels en laat die voor haar liggen zodat ze die kan oprapen, en houd haar dan niet tegen.’
17 Ze bleef dus tot de avond halmen verzamelen op het veld.+ Toen ze het graan uit de halmen had geklopt, bleek het ongeveer een efa* gerst te zijn.
18 Ze pakte het op en ging de stad binnen, en haar schoonmoeder zag wat ze verzameld had. Ruth haalde ook het voedsel tevoorschijn dat ze na de maaltijd had overgehouden+ en gaf het aan haar.
19 Haar schoonmoeder zei tegen haar: ‘Waar heb je vandaag halmen verzameld? Waar heb je gewerkt? Laat de man die aandacht voor je heeft gehad, gezegend worden.’+ Ze vertelde haar schoonmoeder dus over degene bij wie ze had gewerkt en zei: ‘De man bij wie ik vandaag heb gewerkt, heet Boaz.’
20 Naomi zei tegen haar schoondochter: ‘Mag hij gezegend worden door Jehovah, die niet is tekortgeschoten in zijn loyale liefde voor de levenden en de doden.’+ Ze zei verder: ‘De man is familie van ons.+ Hij is een van onze terugkopers.’+
21 Toen zei Ruth, de Moabitische: ‘Hij heeft ook tegen me gezegd: “Blijf dicht bij mijn jonge mensen totdat mijn hele oogst is binnengehaald.”’+
22 Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: ‘Mijn dochter, het is beter dat je meegaat met de jonge vrouwen die voor hem werken, want op een ander veld word je misschien lastiggevallen.’
23 Ze bleef dus tot het einde van de gerstoogst+ en de tarweoogst dicht bij de jonge vrouwen van Boaz om halmen te verzamelen. Al die tijd woonde ze bij haar schoonmoeder.+