Spreuken 8:1-36
8 Roept de wijsheid niet?
Laat het inzicht zijn stem niet horen?+
2 Op de hoge plaatsen+ langs de weg,op het kruispunt, neemt ze haar plaats in.
3 Naast de poorten die toegang geven tot de stad,bij de ingangen van de poorten,roept ze luid:+
4 ‘Mensen, ik roep tot jullie,ik laat iedereen* mijn stem horen.
5 Onervarenen, word toch verstandig.+
Dwazen, ontwikkel toch een wijs hart!*
6 Luister, want wat ik zeg is belangrijk.
Mijn lippen spreken wat juist is.
7 Mijn mond spreekt zachtjes wat waar isen mijn lippen haten wat slecht is.
8 Alle woorden uit mijn mond zijn rechtvaardig,niets daarvan is verdraaid of vals.
9 Ze zijn duidelijk voor wie inzicht heeften juist voor wie kennis heeft gevonden.
10 Verkies mijn correctie* boven zilveren kennis boven het zuiverste goud.+
11 Wijsheid is beter dan koralen.
Alles wat je ooit zou kunnen wensen verbleekt erbij.
12 Ik, wijsheid, woon bij het verstand.
Ik heb kennis en denkvermogen gevonden.+
13 Ontzag voor Jehovah betekent het kwaad te haten.+
Zelfverheerlijking, trots,+ de slechte weg en verdorven spraak+ haat ik.
14 Ik bezit goed advies en praktische wijsheid.+
Verstand+ en macht,+ ze zijn van mij.
15 Door mij blijven koningen regerenen nemen hoge ambtenaren rechtvaardige besluiten.+
16 Door mij blijven vorsten heersenen oordelen edelen rechtvaardig.
17 Ik heb lief wie mij liefheeft,en wie mij zoekt, zal me vinden.+
18 Rijkdom en eer zijn bij mij,duurzame rijkdom* en rechtvaardigheid.
19 Mijn vrucht is beter dan goud, het zuiverste goud,en mijn opbrengst is beter dan het beste zilver.+
20 Op het pad van rechtvaardigheid wandel ik,midden op de wegen van het recht.
21 Ik geef een grote erfenis aan wie mij liefhebben,ik vul hun schatkamers.
22 Jehovah bracht mij voort als het begin van zijn weg,+het eerste van zijn werken van lang geleden.+
23 In het verre verleden* ben ik aangesteld,+vanaf het begin, vanaf tijden eerder dan de aarde.+
24 Ik werd voortgebracht* toen er nog geen diepe wateren waren,+toen er geen bronnen waren, overlopend van water.
25 Voordat de bergen waren neergezet,vóór de heuvels, werd ik voortgebracht,
26 toen hij de aarde en haar velden nog niet had gemaakt,toen de eerste kluit grond er nog niet was.
27 Toen hij de hemel maakte,+ was ik daar,toen hij de horizon* aftekende op het watervlak,+
28 toen hij daarboven de wolken plaatste,*toen hij de bronnen van de waterdiepte vestigde,
29 toen hij grenzen stelde aan de zeezodat het water zijn gebod niet zou overschrijden,+toen hij de fundamenten van de aarde legde,*
30 toen was ik naast hem als een meesterwerker.+
Ik was degene op wie hij bijzonder gesteld was,+ elke dag weer.
Ik was altijd vrolijk bij hem.+
31 Ik was blij over de aarde, die bewoond kon worden,en ik was bijzonder gesteld op de mensen.*
32 En nu, mijn zonen, luister naar mij.
Gelukkig zijn degenen die mijn wegen volgen.
33 Luister naar correctie+ en word wijs.
Sla die niet in de wind.
34 Gelukkig is de mens die naar mij luistert,die elke dag vroeg aan mijn deur staat,*die bij mijn deurposten wacht.
35 Want wie mij vindt, vindt leven+en krijgt goedkeuring van Jehovah.
36 Maar wie mij negeert, schaadt zichzelf*en wie mij haat, heeft de dood lief.’+
Voetnoten
^ Lett.: ‘de zonen van de mensen’.
^ Lett.: ‘begrijp het hart’.
^ Zie Woordenlijst.
^ Of ‘overgeërfde waarden’.
^ Of ‘sinds onheuglijke tijden’.
^ Of ‘voortgebracht als met weeën’.
^ Lett.: ‘een kring’.
^ Lett.: ‘sterk maakte’.
^ Of ‘verordende’.
^ Lett.: ‘mensenzonen’.
^ Of ‘waakt aan mijn deur’.
^ Of ‘zijn ziel’.