Zacharia 5:1-11
5 Toen ik weer opkeek, zag ik een vliegende boekrol.
2 Hij vroeg me: ‘Wat zie je?’
Ik antwoordde: ‘Ik zie een vliegende boekrol van 20 el* lang en 10 el breed.’
3 Toen zei hij tegen me: ‘Het is de vloek die rondwaart over de oppervlakte van de hele aarde, omdat iedereen die steelt,+ zoals op de ene kant staat, ongestraft blijft en ook iedereen die een eed zweert,+ zoals op de andere kant staat, ongestraft blijft.
4 “Ik heb de vloek gestuurd”, verklaart Jehovah van de legermachten, “en die zal het huis van de dief binnengaan en het huis van degene die in mijn naam een valse eed zweert. De vloek zal in dat huis blijven en het verteren, met zijn balken en zijn stenen.”’
5 Toen kwam de engel die met me sprak naar voren en zei tegen me: ‘Kijk alsjeblieft op en zie wat daar tevoorschijn komt.’
6 Ik vroeg: ‘Wat is het?’
Hij antwoordde: ‘Wat tevoorschijn komt is het vat voor de efa.’* Hij zei verder: ‘Dit is hun aanblik op de hele aarde.’
7 Ik zag dat het ronde loden deksel werd opgelicht, en in het vat zat een vrouw.
8 Hij zei: ‘Dit is Slechtheid.’ Toen duwde hij haar terug in het vat, waarna hij het loden deksel weer op de opening smeet.
9 Toen keek ik op en zag twee vrouwen tevoorschijn komen, die zweefden op de wind. Ze hadden vleugels als van een ooievaar. Ze tilden het vat op tussen de aarde en de hemel.
10 Ik vroeg aan de engel die met me sprak: ‘Waar brengen ze het vat heen?’
11 Hij antwoordde: ‘Naar het land Si̱near,*+ waar een huis voor haar gebouwd zal worden. Als het klaar is, zal ze daar op haar juiste plaats worden neergezet.’