Uit jou, Bethlehem Efratha, (...) uit jou zal degene voortkomen die voor mij heerser zal zijn in Israël.

Micha 5:2

Jezus werd in Bethlehem in Judea geboren in de tijd dat Herodes koning was. Er kwamen toen astrologen uit het Oosten naar Jeruzalem.

Mattheüs 2:1

Ze verdelen mijn kleren onder elkaar, ze verloten mijn kleding.

Psalm 22:18

Toen de soldaten Jezus aan de paal hadden gehangen, namen ze zijn bovenkleren en verdeelden die in vieren (...). Ze namen ook het onderkleed, maar dat had geen naad, het was van bovenaf aan één stuk geweven. Daarom zeiden ze tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we erom loten wie het krijgt.’

Johannes 19:23, 24

Hij beschermt al zijn botten, niet één ervan is gebroken.

Psalm 34:20

Toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat hij al dood was. Daarom braken ze zijn benen niet.

Johannes 19:33

Hij werd doorstoken voor onze overtredingen.

Jesaja 53:5

Een van de soldaten stak met een speer in zijn zij, en meteen kwam er bloed en water uit.

Johannes 19:34

Ze betaalden me mijn loon: 30 zilverstukken.

Zacharia 11:12, 13

Eén van de twaalf, degene die Judas Iskariot werd genoemd, ging naar de overpriesters. Hij zei: ‘Wat geven jullie me als ik hem aan jullie verraad?’ Ze beloofden hem 30 zilverstukken.

Mattheüs 26:14, 15; 27:5